Je schrijft een verhaal van 300 tot 350 woorden. Beschrijf de dag van gisteren van achter naar voren. Begin bij het moment dat je in bed ligt en kijk terug tot aan het moment dat je wakker werd. Het belangrijkste bij deze opdracht is dat je van achter naar voren vertelt. Je mag ook een andere dag kiezen, als het maar een dag is die je je in zijn geheel nog goed kunt herinneren.
Zorg dat je verhaal leesbaar is voor anderen. Dus gebruik geen spreektaal of woorden uit je vriendengroepje, want daar kunnen docenten of ouders niets mee. Maak volledige zinnen, met een kop en een staart, een hoofdletter en een punt (of uitroepteken, vraagteken, of wat er maar nodig is in jouw zin).